Technische termen
Actieve detectoren
Actieve detectoren, in het jargon ook metaaldetectoren genoemd, detecteren zowel ferro- als non-ferrometalen, en hebben een standaard meetbereik van 30 à 50 cm. Ze wekken zelf een magnetisch veld op, en meten de respons of verstoringen van metalen objecten op dit ‘actief’ opgewekte veld (in tegenstelling tot passieve detectoren of magnetometers).
Noot:
Actieve detectoren detecteren zowel ferro- als non-ferrometalen, en hebben een standaard meetbereik van 30 à 50 cm.
Passieve detectoren detecteren enkel ferrometalen en hebben een standaard meetbereik van 2 tot 4 m, afhankelijk van de grootte van het object.
Analoge of realtime detectie
Detectie waarbij direct wordt overgaan tot het lokaliseren van het object, op basis van een zichtbaar en/of hoorbaar signaal van de detector. Analoog detecteren wordt o.a. toegepast op moeilijk bereikbare plaatsen, of tijdens het begeleiden van graafwerken. De meetgegevens worden niet opgeslagen in een datalogger, dus moet de opsporingsdeskundige de gemeten verstoringen ter plekke en meteen interpreteren (in tegenstelling tot digitale detectie).
Anomalie
Anomalie betekent letterlijk een onregelmatigheid, afwijking of verstoring. Wanneer we met een magnetometer een afwijking meten in de sterkte van het aardmagnetisch veld, dan kan dit wijzen op de aanwezigheid van een metalen object in de bodem. Sommige anomalieën zullen we beschouwen als verdacht object, andere niet. Dit hangt af van de karakteristieken en meetwaarden van de afwijking.
Benaderen
Benaderen is het opeenvolgend en herhaald uitvoeren van de handelingen detecteren, lokaliseren en laagsgewijs ontgraven, om de aanwezigheid van een verdacht object veilig en doelmatig te kunnen vaststellen. Het laagsgewijs ontgraven wordt vaak machinaal uitgevoerd, maar de laatste fase gebeurt handmatig. Op de foto: lokaliseren van een vliegtuigbom met behulp van een prikker.
Begeleiding
Soms zal men in NGE-verdacht gebied de graafwerken aanvatten zonder dat er voorafgaand een oppervlaktedetectie werd uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer de toplaag van het terrein vervuild is met metaalslakken, of omdat de zone sowieso volledig zal worden uitgegraven, zoals bij een archeologisch proefsleuvenonderzoek of de aanleg van een ondergrondse garage. In zo’n gevallen zullen onze experts de graafwerken van nabij begeleiden om de veiligheid te garanderen. Meestal wordt dan laag per laag gedetecteerd en vervolgens afgegraven.
CS-OOO (NL)
Het ‘Certificatieschema Opsporen Ontplofbare Oorlogstuigen’ is een document dat in Nederland de OOO-sector reguleert. Deze bijlage van de Nederlandse Arbowetgeving stelt eisen aan bedrijven, personeel, en controle-instellingen die actief zijn in de Nederlandse OOO-sector. Het CS-OOO is hier te vinden.
CTE, NGE, OO, CE, UXO
CTE (Conventionele en Toxische Explosieven) is de term die in België gebruikt wordt om achtergebleven oorlogsmunitie aan te duiden. Men spreekt ook vaak over NGE (Niet Gesprongen Explosieven).
OO (Ontplofbare Oorlogstuigen) of CE (Conventionele Explosieven), zijn termen die men vooral in Nederland gebruikt om oorlogsmunitie in de (water)bodem aan te duiden. Deze benamingen impliceren dat er geen sprake is van toxische munitie. Nederland was neutraal tijdens de Eerste Wereldoorlog, en daarom kan je er geen toxische munitie vinden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden immers geen chemische wapens meer gebruikt.
UXO is internationaal de meest gebruikte term (Engels: UneXploded Ordnance).
Dieptedetectie
Een dieptedetectie wordt uitgevoerd m.b.v. een boor- of sondeerstelling of een sondeerwagen (in tegenstelling tot een oppervlaktedetectie). Men gaat over tot dieptedetectie wanneer:
- men vermoedt dat de CTE op grote diepte in de bodem zitten;
- toplaagvervuiling (zoals metaalslakken) een oppervlaktedetectie onmogelijk maakt;
- men metingen wil verrichten onder bestaande structuren zonder deze te beschadigen of af te breken (door middel van schuine boring).
Digitale of non-realtime detectie
Voor een oppervlaktedetectie – vanaf het maaiveld – is de detectie-apparatuur verbonden met een GPS-antenne en een datalogger zodat de meetgegevens tijdens de detectie automatisch worden opgeslagen, samen met de coördinaten. De interpretatie vindt plaats op een later tijdstip (in tegenstelling tot bij een analoge of realtime detectie).
DOVO
Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen van het Belgische leger (FR: SEDEE). DOVO is in België niet inzetbaar voor het opsporen van munitie, in tegenstelling tot wat men wel eens denkt. DOVO staat wel in voor de ruiming van aangetroffen explosieven en munitie.
EOD
EOD: Explosive Ordnance Disposal. Engelse term en afkorting, internationaal en algemeen gebruikt met betrekking tot opsporen, veiligstellen en opruimen van oorlogsmunitie. Ook gebruikt voor Explosieven Opruimings Dienst Defensie in Nederland (zie EODD).
EODD
EODD: Explosieven Opruimings Dienst Defensie – in Nederland.
Explotainer
Beveiligde container voor opslag van explosieven. Nederlands jargon: VTVS (Voorziening voor Tijdelijk Veiligstellen van de Situatie).
Ferrometalen
Ferrometalen zijn metalen of legeringen met ijzer, kobalt, nikkel en/of gadolinium als voornaamste bestanddeel. De ‘spins’ van de atomen in een ferrometaal kunnen in dezelfde richting komen te staan, wat leidt tot een tijdelijk of permanent magnetisch veld rondom het ferrometalen voorwerp. Ze zijn dus magnetiseerbaar, in tegenstelling tot alle overige metalen (de non-ferrometalen).
Georefereren
Georefereren betekent, in de brede zin van het woord, dat men de geografische positie van iets gaat definiëren aan de hand van een coördinatenstelsel. Zo kan men monumenten, gebouwen of hotels georefereren.
Bij het uitvoeren van vooronderzoeken voor het opsporen van munitie is het georefereren van luchtfoto’s – met daarop bijvoorbeeld bominslagpunten – vaak een zeer bruikbaar hulpmiddel voor het afbakenen van verdachte gebieden. Dankzij deze techniek kan men de positie van de elementen op een luchtfoto dus perfect bepalen in een specifiek coördinatenstelsel.
GPR: Ground Penetrating Radar, georadar of grondradar
GPR is een elektromagnetische reflectietechniek waarbij een beeld van de ondergrond gemaakt wordt. Een zendspoel stuurt hoogfrequente radiopulsen de grond in, die gereflecteerd worden door ‘diëlektrische contrasten’ (zoals scheidingen van bodemlagen, objecten e.d). In de praktijk worden de metingen al rijdend/lopend uitgevoerd, terwijl tientallen keren per seconde wordt een puls uitgezonden, met registratie van de looptijd van de reflecties (en daarmee de diepte van de reflector). Een GPS systeem legt tegelijkertijd de positie van de GPR vast, en zo verkrijgt men een radargram, dat kan worden geïnterpreteerd op de aanwezigheid van laagscheidingen, leidingen, objecten e.d.
Kabelzoeker
Een kabelzoeker is een radiodetectie systeem en meet het elektromagnetisch veld dat uitgezonden wordt door kabels en leidingen. Er zijn drie manieren van werken.
- Stroomvoerende kabels zenden zelf een elektromagnetisch signaal uit dat van aan de oppervlakte kan worden gedetecteerd.
- Op niet-stroomvoerende kabel of leidingen kan men – op een bereikbaar punt – een elektromagnetisch signaal aan brengen m.b.v. een klem of sonde. De kabelzoeker kan dat aan de oppervlakte detecteren.
- Op niet bereikbare en niet stroomvoerende kabels kan men van aan de oppervlakte met behulp van een zender – door inductie – elektromagnetische golven overbrengen. Dit signaal kan de kabelzoeker dan opsporen en volgen.
Wanneer de kabelzoeker zich boven een kabel of leiding bevindt, vangt hij het signaal op, en de positie en diepteligging van de leiding kunnen van een scherm worden afgelezen.
Luchtfoto interpretatie
Tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd België tienduizenden malen vanuit de hoogte gefotografeerd. Vandaag zijn deze historische beelden, opgeslagen in binnen- en buitenlandse archieven, van onschatbare waarde. Het opzoeken, interpreteren en georefereren van deze foto’s vereist echter een bijzondere kennis. Zo hebben onze partners bijvoorbeeld een techniek ontwikkeld om van die foto’s 3D-beelden samen te stellen, die Bom-Be gebruikt om bunkers en bomkraters terug te vinden.
Luchtfoto interpretatie is vaak van essentieel belang voor het vooronderzoek, en Bom-Be blijft deze techniek verder ontwikkelen. Een digitale bibliotheek met kaarten is in de laatste ontwikkeling.
Magnetometrie
Magnetometrische detectiemethodes zijn gebaseerd op het meten van magnetische velden en verstoringen om metalen objecten te lokaliseren. Men maakt een onderscheid tussen actieve detectoren (metaaldetectoren) en passieve detectoren (magnetometers).
Multisonde oppervlaktedetectie
Voor grote oppervlaktes gebruiken we een multisonde opstelling met 4, 8 of meer magnetometers op een kar, voortgetrokken met een quad, een bootje of met de hand. Een multisonde oppervlaktedetectie is altijd digitaal, met ook een GPS-antenne gekoppeld aan de datalogger. Onze data-analisten kunnen de verzamelde data snel en accuraat interpreteren, een veldkaart met de gemeten verstoringen aanmaken, en een objectenlijst met de coördinaten van de weerhouden verdachte objecten.
Non-ferrometalen
Non-ferrometalen zijn alle metalen of legeringen die geen, cobalt, nikkel of gadolinium bevatten, bijvoorbeeld koper, lood, aluminium, zink, brons en messing. Ze zijn niet magnetiseerbaar (in tegenstelling tot ferrometalen).
OOO (Nederlandse terminologie): Opsporen van Ontplofbare Oorlogstuigen.
OOO (terminologie in NL): Opsporen van Ontplofbare Oorlogstuigen. Volgens de terminologie in het CS-OOO omvat OOO de volgende processen: “het geheel van organisatie en uitvoering binnen het opsporingsgebied van werkvoorbereiding, detecteren, lokaliseren en laagsgewijs ontgraven, identificeren van de vermoede OO, tijdelijk veiligstellen van de situatie, de overdracht aan de EODD en Proces-verbaal van oplevering”.
Oppervlaktedetectie
Bij een oppervlaktedetectie worden metalen objecten in de bodem van aan de oppervlakte gedetecteerd met magnetometers of metaaldetectoren. Magnetometers hebben een detectiebereik tot 3 meter diepte, zelfs 4 voor grote objecten zoals vliegtuigbommen. Een oppervlaktedetectie vereist geen ingrepen in de bodem en is daarom relatief snel en goedkoop uit te voeren (in tegenstelling tot dieptedetectie).
Passieve detectoren
Passieve detectoren – in het jargon ook magnetometers genoemd – meten de verstoringen in het aardmagnetisch veld die door ferrometalen voorwerpen in de bodem worden veroorzaakt, en hebben een standaard meetbereik van 2 à 3 m.
Een object uit ferrometaal beïnvloedt het verloop en dichtheid van de aardmagnetische veldlijnen, en deze afwijkingen worden gedetecteerd. Non-ferrometalen kunnen op deze manier niet worden gedetecteerd (in tegenstelling tot met actieve detectoren of metaaldetectoren).
Noot:
Actieve detectoren detecteren zowel ferro- als non-ferrometalen, en hebben een standaard meetbereik van 30 à 50 cm.
Passieve detectoren detecteren enkel ferrometalen en hebben een standaard meetbereik van 2 à 3 m.
Praktische Leidraad MOW
De Praktische Leidraad voor “Het preventief opsporen en ruimen van niet ontplofte conventionele en toxische explosieven in de ondergrond en de waterbodems” is een document van het Vlaams Ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken (MOW), bedoeld om werkzaamheden in de ondergrond en in waterbodems, in opdracht van MOW, zoveel mogelijk ongestoord en met zo klein mogelijk risico voor de veilighe id te kunnen laten uitvoeren. Door opname in de standaardbestekken is deze leidraad verplichtend voor de aannemers die werken in opdracht van MOW. Je kan hem hier downloaden.
Proefsleuvenonderzoek
Proefsleuvenonderzoek is archeologisch veldonderzoek waarbij op het terrein sleuven worden gegraven volgens een regelmatig raster. Op aanwijzingen van een archeoloog legt men met een graafmachine de proefsleuven open tot net boven het niveau waarop de archeologische resten zich kunnen bevinden. Daarna verdiept men ze voorzichtig verder met de hand. Vondsten worden verzameld, eventuele sporen worden getekend, ingemeten en deels verder opgegraven, en alles wordt zorgvuldig gedocumenteerd en opgeslagen.
Vooronderzoek / historisch onderzoek
Onze historische onderzoekers beschikken over een bijzonder groot archief, zodat we op zeer korte tijd – door middel van een quick scan – kunnen vaststellen of een bepaald perceel al dan niet verdacht is op het aantreffen van CTE. Is dit het geval, dan kunnen we de risico’s en verdachte gebieden gedetailleerd in kaart gaan brengen door middel van een vooronderzoek.
Onze mensen zijn vertrouwd met de gespecialiseerde literatuur, maar trekken ook op onderzoek in de buurt en in de archieven. Met luchtfoto interpretatie worden deze onderzoeksresultaten gestaafd.
Het bureauonderzoek eindigt niet bij de oorlogsperiode. We gaan ook na of het terrein sindsdien gewijzigd is of niet, bv. door ophogingen, eerdere naoorlogse munitieruimingen of baggerwerken.
Een vooronderzoek is dus tijd- en kostenbesparend, geeft aan welke de verdachte gebieden zijn, welke types munitie men kan aantreffen, in welke staat, en op welke mogelijke diepte.